Zodra ze kinderen krijgen vervallen veel stellen in traditionele rolverdelingen. Daarom liet ik mijn vriend nog voor de conceptie plechtig beloven dat wij de zorg voor de kinderen gelijk zouden gaan verdelen. Hij hield zijn woord. Ik niet. Er kwamen wat mooie carrièrekansen voorbij en voor ik het wist zat ik dag en nacht te schrijven terwijl vriendlief leuke dingen deed met de kinderen. Die had ik niet zien aankomen.
Toen ik in de krant las over het BD-college over opvoeden van Wim Meeus begon er iets te knagen. ‘Een kind leert het meest van een goed voorbeeld,’ zegt de hoogleraar. In het kort: ouders moeten niet schreeuwen, want dan schreeuwen hun kinderen terug. In theorie klinkt dat simpel, maar inmiddels heb ik ontdekt dat opvoeden een talent is dat je in meer of mindere mate kunt hebben. Mijn vriend is er heel goed in. Onze zonen lijken dan ook steeds meer op hem. Een duidelijk bewijs dat opvoeden inderdaad voorleven is.
Maar wat is dan mijn rol in dit gezin? Bij tijden verander ik in een workaholic die met oordoppen in op een toetsenbord zit te rammelen. Wat leer ik mijn kinderen in zo’n periode? Dat je chagrijnig mag zijn als er een deadline aankomt? Dat ongeduldig zijn niet erg is als je het druk hebt en dat je best met een half oor naar iemand kan luisteren terwijl je in gedachten ergens anders bent? Of mag ik stiekem hopen dat ik ze hierdoor juist passie en doorzettingsvermogen bijbreng?
Bewust opvoeden is slecht te combineren met een leven vol stress en tijdtekort. Je doet het al snel fout. Maar zouden kinderen daar echt levensgrote trauma’s aan overhouden? Als ik ze vanaf nu elke dag vertel dat ik trots op ze ben en zielsveel van ze hou, vergeven ze me die opvoedmissers dan?
Column Ingrid Oonincx, Brabants Dagblad 26 november 2015