Ik ben er niet trots op maar ik ben een ramptoerist. Mijn hart gaat sneller kloppen van het geluid van de sirene en van de wieken van de traumahelikopter. Als er iets vreselijks gebeurt zit ik dag en nacht aan het beeldscherm gekluisterd. Als iets of iemand mij waarschuwt dat ik beter niet kan kijken dan doe ik het juist. Op de snelweg kan ik amper de neiging bedwingen om hard op de rem te trappen als er een ongeluk is gebeurd.
Waar komt die honger naar rampspoed vandaan? Soms verschuil ik me achter de bril van de journalist of die van de schrijver. Dan durf ik bloedserieus te beweren dat het gaat om het verzamelen van informatie of het opdoen van inspiratie. Onzin natuurlijk. Het is niets anders dan verachtelijk gedrag. Sensatielust. Genieten van andermans ellende. Foei!
Als ik me zorgen maak over deze nare eigenschap troost ik me met de gedachte dat ik niet de enige ben. De social media ontploffen zodra er een ramp gebeurt. Tijdens vechtpartijen of na ongelukken verdringen mensen elkaar voor het beste zicht op de slachtoffers. Het is van alle tijden want ook in de middeleeuwen stroomden de pleinen al vol bij openbare terechtstellingen. Misschien gaat het om het afreageren van onrustgevoelens of om het idee dat je het zelf niet zo slecht hebt. Dat je je zegeningen moet tellen.
De dagelijkse kijkfile op de A58 wordt nu eens niet veroorzaakt door rampspoed of ellende, maar door een massale fascinatie voor de vier windmolens die daar stap voor stap worden opgebouwd. Al weken trappen automobilisten daar op de rem voor iets moois, in plaats van iets naars. We kunnen er nog van genieten tot aan de zomer. Als de molens eenmaal hun draai gevonden hebben, zal het op de weg ook weer voor de wind gaan.
Column Brabants Dagblad van Ingrid Oonincx op 14 april 2016